Rimpelingen

Vastenoverweging 22 – zaterdag 26 maart 2022
“Want wij struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelfs zijn gehele lichaam in toom te houden. Als wij paarden de toom in de bek leggen, zodat zij ons gehoorzamen, kunnen wij ook hun gehele lichaam besturen. Zie, ook de schepen, ofschoon zij zo groot zijn en door sterke winden voortgedreven worden, worden door een zeer klein roer gestuurd, waarheen maar het believen van de stuurman wil. Zo is ook de tong een klein lid en voert toch een hoge toon. Zie, hoe weinig vuur een groot bos in brand steekt. Ook de tong is een vuur, zij is de wereld der ongerechtigheid; de tong neemt haar plaats in onder onze leden, als iets, dat het gehele lichaam bezoedelt en het rad der geboorte in vlam zet, terwijl zij zelf in vlam gezet wordt door de hel. Want alle soorten van wilde dieren en vogels, van kruipende dieren en zeedieren worden bedwongen en zijn bedwongen door de menselijke natuur,maar de tong kan geen mens bedwin-gen. Zij is een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn. Met haar loven wij de Here en Vader en met haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods geschapen zijn: uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn..” – Jak 3, 2-11

Ik woonde vroeger vlakbij het Koning Albertkanaal in Hasselt. En soms wandelde ik daar naartoe. En daar ging ik dan in het gras langs het water zitten terwijl achter mij wandelaars en fietsers voorbijreden over het jaagpad. Ik durfde daar dan wel eens genieten van de schoonheid van de dag of de rust van het moment. En soms keek ik naar het water. Het water dat eigenlijk nooit stil stond. Als er een boot voorbij voer, maar ook als dat niet het geval was, zag ik dan hoeveel beweging, hoeveel activiteit zich afspeelde op het wateroppervlak. Voortdurend waren er rimpelingen over het water. En geregeld vroeg ik me af wat er eigenlijk aan de hand was dat het water zo bewoog. En soms zag ik wel eens de oorzaak:
• een vis die vlak onder het wateroppervlak voorbij zwom,
• een kever of een libelle die over het water liep
• een windvlaagje dat passeerde…

Van alle kanten en veroorzaakt door allerlei onopvallende activiteiten konden ze ontstaan, die rimpelingen.
• Ik ben er zeker van dat die vis of die kever er geen idee van hadden hoever het water boven hen de rimpelingen die zij veroorzaakten verspreidden.
• En ik ben er zeker van dat het hen niet eens interesseerde, want het enige dat hen interesseerde was eten en proberen in leven te blijven.

Ik denk dat wij, net als zij, ons niet realiseren hoeveel rimpelingen wij in deze wereld veroorzaken door onze woorden en daden. En interesseert dat ons eigenlijk wel? We weten niet wat een vriendelijk woord of een vriendelijke daad voor gevolgen heeft bij iemand en hoe die persoon op zijn of haar beurt hetzelfde doet voor een ander iemand. Enzovoort. Met andere woorden: die rimpelingen die wij veroorzaken kunnen levengevend zijn, als mensen ze herkennen als rechtstreeks afkomstig van God, als tastbare expressies van God. Maar ook omgekeerd, als een hap en een snap of een hatelijk woord van ons, ook zo’n rimpeling veroorzaakt waardoor iemand geraakt wordt waardoor hij opgeslorpt wordt door negatieve of aan zichzelf twijfelende emoties.

Soms lijkt het alsof het ons niet kan schelen welke rimpelingen we veroorzaken, bezig als we zijn met het in evenwicht houden van de vele rollen die we in ons leven spelen. Jakobus 3, 2-11 spreekt over de gevolgen – over het rimpeleffect - van onze woorden op het leven van een andere mens. Welk effect zullen jouw woorden en daden hebben in het leven van mensen? Vandaag? Morgen? Zullen ze levengevend zijn, of leven-stelend?

Zo’n amper zichtbare rimpeling vindt zeker ook plaats als we voor iemand bidden en vasten. Zo’n effect van een kleine biddende of vervloekende tong, zoals Paulus het schrijft, kan geestelijke ‘bosbran-den’ veroorzaken. Er ontstaat door dat bidden of vloeken een krachtige onderwater-rimpeling die voor ons aan de oppervlakte misschien nauwelijks zichtbaar is, maar alleen God weet wat Hij ermee onder dat oppervlak aan het doen is. Welke beweging Hij onder dat zichtbare levenswater van die mens door ons bidden (of omgekeerd) veroorzaakt. Hij, maar ook een klein beetje jij: jouw gebed, jouw vasten. Is dat geen uitdaging? Is dat geen extra gebeds-inspanning waard? Zeker in deze

veertigdagenvastenperiode?

(Tel hier het aantal lettergrepen van dit woord: wie juist zit verdient een prijs!)