Kinderen van de Vader

Vastenoverweging 10 – zaterdag 12 maart 2022

We weten dat de Bijbel ons leert dat we onze vijanden moeten liefhebben omdat we alleen zo kinderen van de Vader kunnen zijn. Ik denk dat onze vastenoverwegingen hieraan niet voorbij kunnen gaan. Vasten wil ons helpen God beter te leren kennen, onze Vader en Zijn – bij manier van spreken – Zijn ‘DNA’, dat Hij in ons wil afgedrukt zien. Dus wie of wat is God? Wat is Zijn ‘DNA’? Wel: Hij Ìs liefde. Dat is Zijn diepste ‘Zijn’, Zijn diepste ‘Wezen’. Dus dat willen we van Hem leren. Dat willen we in onszelf, als kinderen van Hem, ook ontdekken. Juist?
Jezus heeft dat letterlijk zo over Zijn Vader in de hemel gezegd! We kunnen het lezen in Matt 5, 44 waar staat: “Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen; alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel”.

Vraag: hoe zièn we dat de Vader van Jezus Christus inderdaad zò is, dat Hij zo handelt? Wel, luister: "Hij laat zijn zon opgaan op het slechte en het goede, en laat regen vallen op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen." (Mat 5, 45)
Dus, in alle gevallen, steeds opnieuw, komt Zijn genade op de eerste plaats . Daarom is de vergelijking met de zon en de regen zo treffend. De zon vraagt niet wie zijn warmte of zijn licht verdient voordat hij schijnt. De zon straalt gewoon, en zowel goede als slechte mensen ontvangen het. Evenmin vraagt de regen naar de morele rechtschapenheid van degenen op wie hij zijn levengevende goedheid stort. Het giet gewoon – en zowel rechtvaardige als
onrechtvaardige mensen ontvangen het.

Wij hebben de neiging om onderscheid te maken. Om te denken: “Dat is er gene van ons. Dat is gene goeie. Die mens (Poetin of zo) moeten we geen liefde betonen want die verdient het niet. Die is slecht.” Wel, in het OT al leerden de Joden om heel omzichtig met deze gedachte om te gaan. En orthodoxe Joden zijn daar ook vandaag nog heel voorzichtig mee. Laat me een omwegje maken om dit te illustreren.

(Orthodoxe) Joden lopen niet zomaar over het kleinste stukje papier dat ze op hun weg tegenkomen. Ze bukken zich en rapen het op; want misschien, mogelijkerwijs, zeggen ze, kan de naam van God erop staan. Hoewel daar een beetje bijgeloof in zit, zit er toch meteen ook goede gedachte in, zeker als we het op mensen toepassen. Vertrap geen enkele mens, of hij nu zwak is of sterk, goed of slecht, onnadenkend of geniaal, want er kan in hem of haar een werk van genade bezig zijn, waar gij niets van afweet. De naam van God kan geschreven staan op die ziel waarop gij trapt. Of God is Zijn naam nù, op dit moment, erop aan het schrijven. Die mens kan een ziel zijn waar Christus zòdanig aan dacht, dat hij er Zijn kostbaar bloed voor gaf; daarom: veracht het niet. Neen, “Laat (ook jouw) zon opgaan op het slechte en het goede, en laat (ook jouw) regen vallen op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen.”